Inleiding tot het Oudnederlands

Het is onder taalkundigen een goed bewaard geheim dat er van het Oudnederlands best veel bekend is. Het Oudnederlands Woordenboek bevat vele duizenden trefwoorden en je zou het niet graag op je tenen krijgen. Op deze pagina wil ik u kennis laten maken met de rijkdom van de Oudnederlandse taal en laten zien dat er veel meer bewaard is dan alleen hebban olla vogala.

U vindt hier een beknopt antwoord op de volgende vragen; wanneer werd het Oudnederlands gesproken? Waar werd het Oudnederlands gesproken? Wat voor sporen zijn er van deze taal overgebleven en hoe heeft het ongeveer geklonken?

Voor meer informatie dan op deze website staat, verwijs ik u graag door naar het boekje Inleiding Oudnederlands van Quak en Van der Horst (2002). Zie ook de bibliografie (onder aan deze pagina) voor meer leestips.


Wanneer werd het Oudnederlands gesproken?

Het Oudnederlands is de oudste fase van de Nederlandse taal en werd gesproken van de zevende eeuw (ca. 600) tot en met de tweede helft van de twaalfde eeuw (ca. 1150).

Vóór de zevende eeuw werd er in Nederland en België ook al een taal gesproken die beschouwd kan worden als de voorouder van het Nederlands. We vinden sporen van deze taal in de Latijnse wetsartikelen van de Salische Wet, het zesde-eeuwse wetboek van het Frankische volk. Maar deze taal is eigenlijk zo oud dat het nog geen Nederlands is. Het is daarom beter om deze taalfase Oudfrankisch te noemen.1


Tussen het Engels en het Duits

Het Oudfrankisch dat in Nederland en België gesproken werd, onderging golven van taalkundige innovatie uit twee richtingen. De innovatiegolven uit Engeland rekenen we tot de Noordzeegermaanse kenmerken. Dit is de reden waarom het Engelse five en het Nederlandse vijf zo veel op elkaar lijken. De innovatiegolven uit Duitsland zijn verantwoordelijk voor de Continentaal-Germaanse kenmerken.


Geboorte van het Nederlands

Het Oudfrankische taalgebied werd in de zevende eeuw door zo’n Continentaal-Germaanse innovatie doormidden gescheurd; het gaat hier om een reeks klankveranderingen die de Oudhoogduitse klankverschuiving heet. De Frankische dialecten die in de zevende eeuw meededen aan deze verschuiving noemen we nu met terugwerkende kracht Duits. De Frankische dialecten in België en Nederland deden aan deze verschuiving (grotendeels) niet mee. Deze dialecten noemen we met terugwerkende kracht Nederlands. Deze klankverschuiving is de reden waarom de Duitsers machen zeggen en wij in het Nederlands maken. Het Nederlandse taalgebied werd op deze manier van de aangrenzende dialecten in het Duitse Rijnland gescheiden. We kunnen de zevende eeuw dan ook als geboortepunt van het Nederlands beschouwen.

de blauwe lijn is de grens tussen het Nederlandse Frankisch en het Duitse Frankisch

Vanaf de zevende eeuw werd er dus Oudnederlands gesproken. Maar waar dan? In het landinwaartse deel van het Nederlandse rivierengebied en de streken ten zuiden daarvan, dat wil zeggen Utrecht, Gelderland, Brabant, Limburg en daar voorbij.

Aan de Nederlandse en Vlaamse kust werd dus nog geen Nederlands gesproken. Daar sprak men nog lange tijd een vroege variant van het Fries. Het Nederlandse taalgebied liep in deze periode wel een stuk verder door naar het zuiden dan dat van het huidige Nederlands. In Noord-Frankrijk en Wallonië werd namelijk toen ook nog Oudnederlands gesproken, vaak naast de lokale Franse dialecten.

Schets van de vroegmiddeleeuwse dialectgrenzen omstreeks 700

Van Fries naar Hollands

In het Nederlandse en Vlaamse kustgebied werden dus van oudsher dialecten gesproken die nauw verwant waren aan het Fries. Maar toen in de achtste en negende eeuw deze streek beter in het Frankische rijk werd geïntegreerd, begon een periode van tweetaligheid. De Friessprekende kustbewoners leerden toen ook Oudnederlands, maar bleven Friese woorden en Friese kenmerken in hun uitspraak en grammatica gebruiken.

Vooral in de plaatsnamen kan je dat duidelijk zien; aan de Nederlandse en Vlaamse kust vind je namelijk geregeld riviermondingen die muide heten, een Friese vorm die nauw verwant is aan het Engelse mouth. Verder landinwaarts wordt daarentegen het Nederlandse monde voor riviermonding gebruikt

Aan de Vlaamse kust maakte men de taalwisseling van Fries naar Nederlands al in de negende eeuw. De Hollandse kust volgde later pas toen in de tiende en elfde eeuw Oudnederlandssprekende immigranten uit het rivierengebied naar Holland trokken om daar de veenmoerassen te ontginnen. Langzaam maar zeker verdween het Fries toen ook uit Holland. Alleen in West-Friesland, ten noordoosten van Amsterdam, bleef het Fries nog tot in de achttiende eeuw in gebruik.


Oudnederlandse teksten

Onze kennis van het Oudnederlands komt voort uit de bestudering van taalmateriaal dat uit verschillende bronnen afkomstig is. U kunt dan denken aan:

  • Honderden losse Nederlandse woordjes in Latijnse handschriften, vaak opgetekend in verklarende woordenlijsten. Dit soort losse woordjes worden glossen genoemd.
  • Taalkundige analyse van Oudnederlandse plaatsnamen en persoonsnamen in oude oorkonden.
  • Taalreconstructie vanuit Franse leenwoorden en de latere Middelnederlandse dialecten.
  • Enkele tekstmonumenten uit de Vroege Middeleeuwen, waaronder twee grotere teksten (de Egmondse Williram en de Wachtendonckse psalmen) en een aantal kleinere zinnetjes (waaronder het hebban olla vogala-gedichtje).
overzicht van Oudnederlandse teksten

De redactie van het Oudnederlands woordenboek, een project van het Instituut voor de Nederlandse Lexicografie, heeft in 2009 uit dit taalmateriaal een omvangrijk Oudnederlands Woordenboek (ONW) samengesteld. Dit woordenboek kan via de Grote Taalbank van het INL geraadpleegd worden (zo kunt u het ook niet op uw tenen laten vallen).


Hebban olla vogala

Het beroemdste Oudnederlandse tekstmonument is natuurlijk de Rochester Probatio Pennae, ook wel bekend als het hebban olla vogala-gedichtje. Maar dit is eigenlijk één van de jongste en minst belangrijke Oudnederlandse teksten en bovendien ontzettend kort! Het gedichtje werd pas aan het einde van de elfde eeuw als pennenproef (in het Latijn probatio pennae) in Engeland opgeschreven.

Sommige wetenschappers hebben daarom betoogd dat het zinnetje daarom ook Oudengels kan zijn. Toch lijkt de basis van het hebban olla vogala-gedichtje wel degelijk Oudnederlands.

schutblad met hebban olla vogala

“hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic anda thu uuat unbidan uue nu”

“hebben alle vogels nesten begonnen, behalve (het ne zij) jij en ik? Waar wachten we op?”
mogelijke uitspraak van hebban olla vogala

Wachtendonckse Psalmen

Belangrijker voor onze kennis van het Oudnederlands zijn de Wachtendonckse Psalmen, een Oudnederlandse psalmenvertaling die in de negende of tiende eeuw tussen de Latijnse regels van een psalter in is geschreven. Deze Psalmenvertaling is waarschijnlijk 150 tot 200 jaar ouder dan het hebban olla vogala-gedichtje! Het handschrift met deze Nederlandse psalmenvertaling is jammer genoeg niet bewaard gebleven. We kennen de tekst alleen doordat geleerden zoals Justus Lipsius hem in de zestiende eeuw hebben gekopieerd.

Wachtendonckse Psalmen in de brieven van Lipsius

“Got thu uueist unuuiti mine, in misdadi mina fan thi ne sint beholona”

(Psalm 68, 6)

“God, jij kent mijn dwaasheid en mijn misdaden zijn voor jou niet verborgen”
Wachtendonckse Psalmen Psalm 68, 6

Egmondse Williram

Een ander belangrijk Oudnederlands tekstmonument is de Egmondse Williram, de enige grote Oudnederlandse tekst die in het oorspronkelijke middeleeuwse handschrift bewaard is gebleven. De Williram is een geleerd commentaar op het Bijbelboek Hooglied dat oorspronkelijk in een Zuid-Duits dialect was opgeschreven. In de tweede helft van de elfde eeuw kwam deze tekst in Egmond terecht waar een Nederlandssprekende monnik de Duitse taal had aangepast aan zijn eigen Nederlandse dialect. Dit leverde een soort mengtaal op waarin sommige woorden en grammatica Nederlands zijn maar de meeste klanken nog steeds Duits.

Egmondse Williram

“scona bistu, friundina min – scona bistu; thin ougan sint duvan ougan”

(Egmondse Williram, Vox Christi ad Ecclesiam 22)

“Mooi ben jij, mijn vriendin. Mooi ben jij. Jouw ogen zijn de ogen van duiven.”
Egmondse Williram 22

Wilt u het handschrift van de Egmondse Williram (Universiteitsbibliotheek Leiden BPL 130) zelf inzien? Klik dan hier.


Oudnederlands in 11e-eeuws Rotterdam

Maar hoe klonk het Oudnederlands nou in volledige volzinnen? Om dat duidelijk te maken heb ik in samenwerking met archeologie Rotterdam in de winter van 2020 het volgende filmpje gemaakt.

In dit publieksfilmpje wordt u rondgeleid door het 11e-eeuwse dorp Rotta (de voorganger van het latere Rotterdam) waarbij de rondleiding in het Oudnederlands wordt gegeven. Aan de hand van Oudnederlandse en Modernnederlandse ondertitels kunt u de gesproken taal van duizend jaar geleden zelf volgen. In het filmpje ziet u het landschap van de Rotte rond 1020 na Chr. met op de oevers de erven en boerderijen. De 3D-animatie (verzorgd door Carolien Bijvoet van Alarmvogel) is gemaakt aan de hand van de opgravingsgegevens die uit de bouwput van de Rotterdamse markthal komen. Vindt u dit filmpje leuk, deel het dan vooral!


Taalreconstructie

Maar hoe weet je zeker dat het Nederlands van 1000 jaar geleden zo geklonken heeft? We kunnen namelijk niet met een teletijdmachine terug naar de elfde eeuw om daar met een bandrecorder mensen te interviewen?

Klankreconstructie gebeurt vanuit de methode van de vergelijkende taalwetenschap. Deze gevestigde taalwetenschappelijke methode bestaat uit het achterhalen van de historische wetmatigheden waarmee de klanken van een taal door de eeuwen heen zijn veranderd. Door deze wetmatigheden terug te volgen (van de moderne dialecten via de middeleeuwse dialecten tot de voorhistorische taalfase) en te vergelijken met de wetmatigheden in verwante talen kan de klankstand van een niet overgeleverde taal gereconstrueerd worden.

De reconstructiemethode van de vergelijkende taalwetenschap wordt ondersteund door andere puzzelstukjes uit de historische bronnen zoals de historische spelling, rijmprincipes uit de historische teksten en leenwoordtransmissies tussen historische talen. In deze blogpost leg ik aan de hand van een versimpeld voorbeeld uit hoe dat precies werkt. Voor een uitgebreide inleiding tot deze methode kan ik Robert Beekes’ boek uit 1990 aanbevelen (Vergelijkende taalwetenschap: een inleiding in de vergelijkende Indo-europese taalwetenschap).


Sprak Karel de Grote Oudnederlands?

In mijn proefschrift (2018) heb ik betoogd dat het Oudnederlands een belangrijke rol heeft gespeeld in de taalgeschiedenis van het Frans. Dat zit zo: de familie van Karel de Grote was uit het hedendaagse Limburg afkomstig en sprak een “Limburgse” variant van het Oudnederlands. Mensen in Limburg spraken daarnaast ook Oudfrans. Maar het Oudfrans van de Limburgers had een zwaar Nederlands accent.

Het is aannemelijk dat de taal van Karel de Grote als prestigieus werd beschouwd in het Frankische rijk en het kan daarom heel goed dat dit “Nederlandse” accent in de achtste en negende eeuw grote invloed heeft uitgeoefend op het Frans van de rest van Frankrijk. Dit zou een belangrijke reden kunnen zijn waarom het oudste Frans in veel opzichten meer op het Oudnederlands lijkt dan op het Ouditaliaans of het Oudspaans.

Omdat de familie van Karel de Grote in de wetenschappelijke literatuur bekend staat als de Pippiniden, heb ik deze theorie de “Pippinidische theorie” genoemd. Voor meer informatie kunt u mijn populariserende artikel over mijn onderzoek op Neerlandistiek.nl lezen of anders mijn proefschrift zelf raadplegen.


Het einde van het Oudnederlands

In de loop van de twaalfde eeuw evolueerde het Oudnederlands naar een jongere moderne taalfase; het Middelnederlands. Dit is het Nederlands van de late middeleeuwen, dat voor ons gemakkelijker te begrijpen is .

Dit komt doordat het Middelnederlands een aantal archaïsche kenmerken van de oudere taal verloren was; de Italiaans-achtige volle klinkers in de onbeklemtoonde lettergrepen werden in deze periode afgezwakt tot de stomme uh-klank die we nu nog steeds in het Nederlands hebben, denk aan lopen, kijken roepen = loo-puh, kij-kuh, roe-puh. Hieronder het voorbeeld van hoe het Oudnederlandse woord samaninga / samanunga (“gezelschap, gemeenschap, verzameling mensen”) in het Middelnederlandse sameninghe veranderde.

OudnederlandsMiddelnederlands
Saa-maa-ning-gaa> saa-muh-ning-ghuh

In deze periode veranderde ook de Oudnederlandse th-klank, die op dezelfde manier werd gemaakt als de Engelse th-klank, in een moderne /d/. Een plaatsnaam die in de elfde en twaalfde eeuw nog als THUREDRITH werd geschreven, komt in dertiende-eeuws bronnen voor als de meer herkenbare plaatsnaam DORDRECHT. Ook de Hollandse graven die in de elfde en twaalfde eeuw nog THIEDERIC(US) worden genoemd, heetten in de dertiende-eeuwse bronnen plots DIEDERIK. In de dertiende eeuw is de evolutie naar de moderne /d/ dus voltooid.

Omstreeks 1170 schreef de Limburgse schrijver Hendrik van Veldeke het eerste literaire werk in deze “modernere” middeleeuwse taalfase; de Sente Servaas, een heilige leven van de Maastrichtse patroonheilige. Het middeleeuwse Nederlands van Hendrik is op veel plekken goed te begrijpen (zeker als je het hardop voorleest!). Zo begint bijvoorbeeld de tekst van de Sente Servaas:

“In gods namen ende in sijnen vreden,

soe beghennen wij deser reden

ende spreken inden beghinne aldus”

(Sente Servaas 1-3)

Met het zogeheten “Vroegmiddelnederlands” van Hendrik van Veldeke hebben we de Oudnederlandse taalfase verlaten en zijn we die van het Middelnederlands binnengekomen.


Voetnoot

1 In het eerste hoofdstuk van mijn proefschrift beschrijf ik in detail hoe de glossen van de Salische Wet zich verhouden tot de taalgeschiedenis van het Nederlands.


Bibliografie

Bremmer, R.H. (2009). An Introduction to Old Frisian; History, Grammar, Reader, Glossary. Amsterdam: John Benjamins B.V..

Desplenter, Y. (2015). De Wachtendonckse Psalmen (ca. 900). In P. Gillaerts, H. Bloemen, Y. Desplenter, W. François, & A. Den Hollander (Eds.), De Bijbel in de Lage Landen : elf eeuwen van vertalen (pp. 46–57). Royal Jongbloed.

Kerkhof, P.A. (2018). Language, Law and Loanwords in Early Medieval Gaul; Studies in Language Contact and Gallo-Romance Phonology, Leiden: PhD-dissertatie.

Quak, A., & Van der Horst, J. M. (2002). Inleiding Oudnederlands. Leuven: Universitaire pers.

Sijs, N. (2019). 15 eeuwen Nederlandse taal.

Mijn YouTube-video waarin ik het hebban olla vogala– gedichtje toelicht

Mijn Youtube-video over Oudnederlandse woorden voor ziek zijn en ziekte

Vaan, M. de. (2014). YouTube-video met een marktscene in het Nederlands van het jaar 500, 1000 en 1500.

Vaan, M. de. (2017). The dawn of Dutch. Language contact in the Western Low Countries before 1200. Amsterdam: John Benjamins B.V.


© Peter Alexander Kerkhof and Treasures of Dutch, 2020. Unauthorised use and/or duplication of this material without express and written permission from this site’s author and/or owner is strictly prohibited. Excerpts and links may be used, provided that full and clear credit is given to Peter Alexander Kerkhof and Treasures of Dutch with appropriate and specific direction to the original content.