Zoektocht langs oude kaarten; waar stond de galg van Wouw?

Enkele eeuwen geleden was het een alledaags gezicht; de buitengalg, een stellage waar lichamen van terechtgestelde misdadigers ten toon waren gesteld. Zo’n buitengalg stond vaak langs verkeerswegen of kanalen, goed zichtbaar voor iedereen die de heerlijkheid binnenkwam. Op deze manier maakte de galg aan ingezetenen en vreemdelingen twee dingen duidelijk: 1) hier wordt misdaad zwaar bestraft en 2) hier hoef je niet je eigen recht te halen maar kun je voor gerechtigheid op de overheid vertrouwen (zie Mol 2000).

Ook in de Brabantse noordwesthoek stonden dergelijke galgen. Plaatsen zoals Bergen op Zoom, Roosendaal, Steenbergen en Wouw hadden allemaal hun eigen gerechtsplaats. Maar terwijl de historische locaties van de galg van Bergen op Zoom (bij de Wouwse poort en de Raaijbergen), de galg van Steenbergen (bij de Wouwse poort en de grens met Halsteren) en de galg van Roosendaal (op de hoek van de Langendijk) goed bekend zijn, is dat bij de galg van Wouw niet het geval. Daar komt bij dat de locatie van deze Wouwse galg in de loop der eeuwen een keer verschoven is. In dit korte artikeltje wil ik deze kwestie kort toelichten en de juiste plaats van de Wouwse galg aanwijzen.

de oude galg van Wouw

Uit zestiende-eeuwse archiefstukken blijkt dat de oude middeleeuwse galg van Wouw vrij dicht bij Bergen op Zoom lag. Deze plaats wordt in deze stukken beschreven omdat ze de oude grens tussen Bergen op Zoom en Wouw zou markeren (Van Ham 2000: 32). Zo verklaart de voormalige Wouwse schepen Cornelis Goorts in 1496 dat in vroegere tijden een zekere Digne Keijtens en Mathijs Herman Beelen bij deze gerechtsplaats terechtgesteld waren (ARR Boz inv. 342, p. 56v).

“…int gemeynen heeft hoiren seggen dat digne keytens ende mathijs herman beelen inde articulen geruert sijn bij den officier van wouwe nyet wetende wij deselve was aenden eenen pijlen vanden steenen galghen in den articule geruert geexecuteert geweest te wetene die vrouwe gedolven ende den voirs mathijs geexecuteert metten baste ende dat deselve digne keijtens worde begraven opt kerckhoff tot heerle.”

Het vonnis was streng: Digne werd levend begraven (en daarna herbegraven op het kerkhof van Heerle) en Mathijs opgehangen.

Het vermeende grenspunt van de stenen galg staat ook afgebeeld op een kaart van omstreeks 1550 waarop de stellage staat ingetekend met de begeleidende tekst: “hier hebben die van Wou iustitie gedaen”.

ARR Boz inv. 599; noorden is rechts

Maar waar stond deze middeleeuwse galg nu? Een achttiende-eeuwse landmeterskaart uit 1799 laat zien dat ten zuiden van de oude Ruytershoeve aan de Wouwse baan (tussen Bergen op Zoom en Wouw in) naast een zuidwaarts weggetje een oud bosperceel lag dat op de kaart “Galgenbos” wordt genoemd. Deze veldnaam markeert zonder twijfel de locatie van de oude galg van Wouw.

detail uit Collectie Kaarten handgetekend Bergen op Zoom, NA 1033/25B met veldnaam “Galgenbos”

Als we deze locatie intekenen op een moderne kaart, zien we dat de ouwe Wouwse galg tegenover de Canadese begraafplaatsen aan de andere kant van de snelweg moet hebben gestaan.

locatie gemarkeerd op Topotijdreis

De nieuwe galg van Wouw

Bij de grensregeling van 1558 schoof de grens echter ten nadele van de Wouwenaren naar het oosten op en kwam zo bij de stenen brug over de turfvaart (het watertje dat de Zoom heet) te liggen. Dit is de plek waar ook in latere eeuwen de grens tussen Wouw en Bergen op Zoom lag en die ook nu nog in de volksmond “de Wouwse tol” heet. Met de verschuiving van de grenzen lag de oude gerechtsplaats plots niet meer binnen de heerlijkheid Wouw en de galg moest dus ook verplaatst worden.

In de zeventiende en achttiende-eeuwse processtukken van de Wouwse vierschaar wordt de plaats van de buitengalg op de “Wouwse heide” geplaatst (zie ook dit artikel over Brabantse bandieten). Deze plaatsbepaling is weinig precies aangezien grote delen van het heidegebied rond Wouw bekend stonden als “de Wouwse heide”. Gelukkig staat op een Franse kaart van omstreeks 1747 de gerechtsplaats – ten noorden van de Bergsebaan en net ten oosten van stenen brug over de Zoom – duidelijk ingetekend. Hij stond dus ten zuidwesten van Heerle vlak bij de Wouwse tol.

BHIC 343 collectie kaarten tekeningen rijksarchief noord-brabant, nummer 126

Verrassend genoeg ontbreekt de galg op de talrijke achttiende-eeuwse landmeterskaarten van het land van Bergen op Zoom en Wouw. Dat heeft er waarschijnlijk mee te maken dat de heide beheerd werd als gemeenschappelijk bezit en dus niet in groot detail hoefde te worden afgebeeld. Toch is er één kaart waarop de galg wel te vinden is: een heerlijkheidskaart van Bergen op Zoom – gemaakt door Jean-Baptiste Adan in 1791 – waar naast een tekeningetje van de buitengalg de tekst: “Geregte van Wouw” geschreven staat.

detail uit Collectie Kaarten handgetekend Bergen op Zoom, KM 179 met beschrijving “Geregte van wouw”

Maar het gebied bij de Wouwse tol is tijdens de aanleg van de snelweg flink op de schop gegaan. Ook hier is het dus nuttig om de plaats op een moderne kaart aan te geven; we zien zo dat het Wouwse gerecht op het terrein van het noordelijke tankstation aan de A58 stond.

locatie gemarkeerd op Topotijdreis

het gerecht op de limieten van Roosendaal

Tot slot: ten oosten van Wouw op de grens met Roosendaal (niet ver van de Vroenhoutse Dalstraat) stond ook een gerechtsplaats waar de Wouwenaren misdadigers hebben tentoongesteld. Het lijkt hier in eerste instantie om een gelegenheidsgalg te gaan; zo herinnerden omstreeks 1480 de inwoners van Wouw zich nog dat de gerechtplaats was opgericht nadat twee mannen (vader en zoon) de daar woonachtige molenaar hadden omgebracht. Nadat de boosdoeners gevat waren, werden ze ook daar terechtgesteld; de ene op het grondgebied van Roosendaal en de andere op het grondgebied van Wouw (Van Ham 1975: 126). Nadien lijkt de gerechtplaats nog enige tijd in gebruik te zijn gebleven als Roosendaalse buitengalg.

locatie van het “Roosendaelsche gerecht” op de grens met Wouw aangegeven op de Wouwse heerlijkheidskaart van 1758 (ARR BOZ D270)

Grappig feitje: Tijdens archiefonderzoek in 2020 kwam ik toevallig een tot dan toe onopgemerkte afbeelding van deze gerechtsplaats tegen. Op de achterkant van een dossierstuk uit 1504 had een commissielid een schetsje van de buitengalg (“Rosendaelsche Regte”) en de Wouwse (oost-)molen (de Woutse mollen”) gemaakt.

NA, NDR RRB inv. 110

Conclusie

Zoals eerder al opgemerkt was de galg een belangrijke plek voor de historische tijdgenoten. Het markeerde een plek waar veiligheid en gerechtigheid werd gewaarborgd en een gemeenschap haar eigen zelfstandigheid en autoriteit kon uitdragen. Met de lokalisering van deze Wouwse buitengalg is dus ook een belangrijk stukje middeleeuwse/vroegmoderne topografie van Wouw boven water gekomen. Ik ben daarom zeer tevreden dat ook dit vraagstuk een bevredigend antwoord heeft gekregen.

bibliografie

Archief Raad en Rekenkamer Bergen op Zoom (= ARR BOZ), inv. 599, D-1, Bergen op Zoom: Figuratieve kaart van West-Brabant, midden 16e eeuw (ca. 1545-1550) van het gebied begrensd door Ooltgensplaat – Gastel – Nispen – Zandvliet.

ARR BOZ, inv. 342, Stukken betreffende de regeling van de grenzen tussen Bergen op Zoom en Wouw, 1496-1560, p. 56v.

ARR BOZ, inv. D270, Kaart van de Heerlijkheid Wouw, 1e t/m 19e Hoek, alle percelen genummerd.

BHIC 343 collectie kaarten tekeningen rijksarchief noord-brabant, nummer 126, Kaart van de omgeving van Bergen op Zoom met forten, bastions en lunetten.

Van Ham, W.A. (1975). “Breda contra Bergen op Zoom: vijf eeuwen strijd om de grenzen (II).” Jaarboek De Oranjeboom 28, 95-134.

Van Ham, W.A. (2000). Macht en Gezag in het Markiezaat, Verloren: Hilversum.

Mol, J.A. (2006). “Galgen in Laat-Middeleeuws Friesland”. De Vrije Fries 86, 95 – 140. 

WBA, Collectie Kaarten handgetekend Bergen op Zoom, KM 179, Caarte van het zuyd en west quartier des marquisaat van Bergen opten Zoom.

WBA, Collectie Kaarten handgetekend Bergen op Zoom, NA 1033/25B, Bergen op Zoom: Overzicht van percelen afgekapt bos (in geel) gelegen tussen Hinxmeer en Ruijtershove.

Nationaal Archief (=NA), NDR (=Nassause Domeinraad) RRB inv. 110

“Kik en kan au niet verstoan”: een Brabants liedje uit de 18e eeuw

Op de website van het Hoogheemraadschap van Rijnland las ik een interessant stuk van waterschapsarchivaris Gert Koese waarin een een achttiende-eeuws archiefstuk wordt beschreven. Het archiefstuk in kwestie is een weerkundig register uit 1725 van Nicolaas Kruikius, opzichter van het hoogheemraadschap Rijnland, en beroemd landmeter en meteoroloog avant-la-lettre (Oud Archief Rijnland, inv.nr 11069).

Maar interessanter dan het register zelf is het stukje papier waarmee het register ingebonden was. Op de voorkant van het register staat namelijk een opmerkelijk liedje geschreven!

Het liedje bestaat uit drie coupletten (voorzien van enkele notenbalken) en beschrijft een samenspraak tussen een Vlaming (= iemand uit het gewest Vlaanderen, i.e. West- en Oost-Vlaanderen) en een zekere Betteke. De Vlaming gekleed in de “Franse dracht” en zijn woorden gelardeerd met “Frans vocabulaire” probeert de affecties van de jonge Betteke te winnen. Betteke is daar niet van gediend en noemt hem schaitvalk (= schijtvalk) en naore kortizaon (= nare cortisaan). Ook maakt ze zijn woordgebruik (“kik en kan au woorden niet verstaan“) en klederdracht belachelijk. Al met al is de woordenwisseling vrij hilarisch.

1.
(Vlam.) Goejen aevongd Betteke main lief,
En ik kik, kik, kik, kik, ben au slaove,
kik stao tot main Betteke gerief,
en dat agt ik kik, kik voor ain gaove,
Als kik main jongkvrauw dienen mag.
(Bet.) En ach! ach! en ach! ach! en ik barst van lach,
om au amoureus geklag
en hoofsche complimenten. En hoofdsche complimenten.

2.
(Vlam.) Betteke, main zoete lieve bek,
Laot ik kik, kik, kik, au iens kussen
(Bet.) Hau au handen voor au malle gek
(Vlam.) Laoten wai nu ongze brand iens blussen,
Sinceere goelaik aordsch godin, en main hart en zin,
Dwingt mai tot au min, om au gestis die ik vin,
gentiels en agreable

3.
(Bet.) Ba, ja, schaitvalk, naore kortizaon
Sjanpotaofie ben au nu dan dronken!
Kik en kan au woorden niet verstaon,
Kaole jonker wa ga au nu pronken,
De mode nae en nieuw fatzoen, en au kousen groen,
En au spitze schoen; kwant wat eb au niet van doen
Aan strikken, en an kwikken

Taalkundig kan opgemerkt worden dat zowel de taal van de Vlaming als die van Betteke zuidelijk Nederlandse taalkenmerken bevat. De Vlaming gebruikt zuidelijke dialectvormen zoals de kik-vorm voor “ik”, de “oa”-klank voor lange “aa”, de ai-klank voor lange “ij” en het au-voornaamwoord voor “u” en “uw”.

Maar ook Betteke spreekt in zuidelijke tongval; zij gebruikt eveneens de verdubbelde vorm kik en de “oa” en “au”-klanken. Opvallend is bovendien de duidelijk Franse belediging sjanpatoafie (= jean patafie “jantje babbelaar”) waarmee Betteke de Vlaming afwijst.

Het lijkt mij daarom voor de hand liggen dat het hele liedje in zuidelijke streken geplaatst moet worden en het niet om een samenspraak tussen een Hollander en Vlaming gaat (hierin wijkt mijn mening af van die van Gert Koese). Wellicht was het een bekend liedje onder de immigranten uit de Spaanse of Oostenrijkse Nederlanden (het huidige België) en zodoende uit “Hollandse” interesse opgeschreven.

We kunnen dan met een “toneelschikking” te maken hebben waarin een Vlaming een meisje uit Spaans Brabant (de provincie Antwerpen) het hof probeert te maken. Als alternatief is het ook denkbaar dat de woordenwisseling in één van de Hollandse steden plaats vindt en juist daarom extra hilarisch en bemerkenswaardig werd gevonden: Vlamingen en Spaans-Brabanders die elkaar niet kunnen verstaan! Dat klinkt als iets waar een 18e-eeuwse Hollander om kon lachen.

Hoe het ook zij, het blijft een opmerkelijk volks liedje dat zowel taalkundig als cultuurhistorisch erg interessant is. Ik ben daarom Gert Koese zeer erkentelijk voor het onder de aandacht brengen van deze vondst. Te meer blijkt maar eens dat de archieven nog veel onopgemerkte schatten bevatten!

Nawoord

Remco Sleiderink maakte me er op attent dat het 18e-eeuwse liedje al in de Nederlandse liederenbank staat. Daar wordt onder meer verwezen naar 17e-eeuwse varianten waar het om een Hollands meisje gaat. Bettje dus. Mij lijkt de boven besproken 18e-eeuwse vorm met de ontmoeting tussen iemand uit het gewest Vlaanderen en iemand uit Spaans-Brabant de oudere.

Verwijzing

https://www.rijnland.net/over-rijnland/archieven-en-erfgoed/archieven-en-collecties/artikelen-archiefstuk-in-beeld/schaitvalk-naore-kortizaon/

Het huis van Spellestraat: een kortstondig “kasteeltje” bij Wouw

afbeelding van middeleeuws landhuis met ontginningshoeve omstreeks 1600 (Visscher)

Een landgoed is een samenhangend stuk grondbezit waarbij een opvallende woning hoort. Deze woning onderscheidt zich van de gewone bebouwing doordat ze bijvoorbeeld van steen gemaakt is. Het kon dus om een kasteel gaan, een stenen landhuis of een extra grote en belangrijke boerderij (zie ook Leenders 1999). In de middeleeuwen bevonden zich in de heerlijkheid Wouw meerdere van zulke landhuizen met landgoederen waarvan het kasteel van Wouw (toentertijd ‘thof van Wouwe’ genoemd) de bekendste is.

Een landgoedje dat tot nu toe onopgemerkt is gebleven is het huis van “Spellersteyn”, een stenen landhuis gelegen ten noorden van Wouw aan de Spellestraat, niet ver van de zuidelijke kruising met de Kruislandseweg. Het stond vermoedelijk ten noordwesten van het vroegtwintigste-eeuwse kapelletje aan de linkerkant van de Spellestraat.

locatie ten opzichte van Wouw op luchtfoto van Google maps.

De meest volledige beschrijving van het landgoed vinden we in een Antwerpse schepenaantekening uit het jaar 1479. Hierin lezen we over “een steenen huys geheeten spellersteyn” met bijgebouwen, tuin, bouwland en weilanden – twaalf Roosendaalse gemeten groot – (ca. 5 ha) en gelegen tussen de Spellestraat aan de oostzijde en een sloot aan de westzijde.

de naam Spellersteyn uit het Antwerpse schepenregister van 1479 (ARAA Sr 96 f. 262v)

Hierdoor valt het landgoed redelijk goed op de kadasterkaart van 1832 te plaatsen. Zelfs vandaag de dag bewaart de vorm van het hedendaagse boerderijperceel een deel van de omtrek van de oude hofgracht.

kadaster 1832: Leenders & Kerkhof

Het is ook interessant om te bekijken wie dat landgoed vóór 1479 nu eigenlijk bezat. Dat was namelijk Jan van den Zande Gieliszone, een koopman uit Bergen op Zoom. Deze koopman bezat niet alleen panden en grond bij Bergen op Zoom maar ook veel land op Spellestraat. Het gaat dan niet alleen om het landgoed bij Spellersteyn maar ook om een uitgestrekt stuk land tussen Spellestraat en Kruisland. Vermoedelijk was Jan vanden Zande van plan om – net zoals andere rijke kooplieden in die tijd – van een nieuw verkregen landgoed een belangrijk buitenhuis te maken.

Strijthof of het Oudehof ten Velde

Het stukje van Spellestraat dat het dichtst bij Wouw lag heette in de middeleeuwen “het Wouwse veld” of “het veld van Spellestraat” en was al sinds de dertiende eeuw in gebruik als groot akkercomplex. Het stuk van Spellestraat richting Kruisland en Steenbergen heette indertijd “Spellestraat in het veen”.

Het is waarschijnlijk dat op het “Veld van Spellestraat” omstreeks 1250 een oude versterkte boerderij heeft gestaan van waaruit het omliggende bouwland bewerkt werd (cf. Van Loon 1965: 124-25). Zo’n versterkte boerderij heet een “vroonhoeve” en zal toebehoord hebben aan een vazal van de heer van Bergen op Zoom. In deze oudste periode vormde deze vroonhoeve een voorpost in het grotendeels lege en woeste landschap van hoogmiddeleeuws Westbrabant. De locatie van deze dertiende-eeuwse boerderij is redelijk goed te benaderen. In 1432 wordt de “tiende” – een oude grondopbrengstbelasting- van het zuidelijke gebied tussen de Spellestraat en de Kruislandseweg namelijk “Strijthof” genoemd.

Deze naam heeft waarschijnlijk niks met “strijden” of onenigheid te maken maar eerder met het Oudfranse woord “striez, striet” (stijgbeugel) dat naar een driehoekig stuk land verwees (zie ook de Strijmaden bij Vroenhout). Toen dit land in cultuur werd gebracht, gebeurde dit door landeigenaren en landmeters die uit het zuiden van het hertogdom Brabant kwamen (zie Kerkhof 2020). Vandaar de Franse namen!

De locatie van deze “strijthof” komt overeen met percelen die in de vroegmoderne belastingregisters van 1550 en 1571″ouwehof” worden genoemd. In 1758 vinden we op de kaarten van Henri Adan nog steeds de percelen van de “Oudehof” aan de Spellestraat. Verrassend genoeg hadden de “tienden” van deze percelen in deze periode nog steeds hun middeleeuwse naam want op een prachtige kaart van omstreeks 1769 van het klooster Sint-Bernard aan de Schelde wordt het gebied nog steeds “Strijthof” genoemd:

De “strijthof” op de kaart van de tienden van Sint-Bernard van 1769 (kopie van 1816)

Leengoed van de heer van Bergen?

Het is waarschijnlijk dat het landgoed van Spellersteyn oorspronkelijk bij de dertiende-eeuwse Strijthof gehoord heeft. Vermoedelijk vinden we de Strijthof terug in het goederencomplex dat in het Bergen-op-Zoomse belastingregister van 1359 aan “Jan mííre vrouwen zone” wordt toegeschreven. De toenaam van deze mysterieuze edelman (mijnre vrouwen sone = de zoon van de vrouw van mijn heer) doet vermoeden dat het hier om een stiefzoon van de heer van Bergen gaat. Opvallende bijkomstigheid: het goed van Spellersteyn grensde in de vijftiende eeuw aan land dat aan de jonkheer van Bergen toebehoorde. Dit past in het plaatje dat het om oud bezit van de heer van Bergen ging dat al vroeg aan lagere grondeigenaren in leen was uitgegeven!

het bezit te Spellestraat van Jan miire vrouwen zone in 1359 (ARR BoZ, inv. 597, f. 81v)

Hoe het ook zij, het landgoed van Spellersteyn moet in de vijftiende eeuw al van de oudere “Strijthof” gesplitst zijn want in de Antwerpse archiefstukken wordt in 1442 “thuys te Spelderstrate” met het bijbehorende land als op zichzelf staand grondbezit genoemd. Dit is dus hetzelfde landgoed “Spellersteyn” uit 1479 alhoewel het toen kennelijk nog niet die naam droeg. Toendertijd – in 1442 – behoorde het huis aan een zekere Willem Adriaenszone toe die mogelijk een vermogende koopman uit Antwerpen was. Het zou kunnen dat de erfgenamen van “Jan mííre vrouwen sone” op een gegeven moment dit stuk van de “Strijthof” in de verkoop hebben gedaan en het zo bij Willem Adriaenszone terechtkwam.

Zestiende eeuw

In de zestiende eeuw verliezen we het landgoed gedeeltelijk uit zicht. Dat is goed te begrijpen want uit het archiefstuk uit 1479 blijkt dat het “goed van Spellersteyn” na het overlijden van Jan van den Zande opgedeeld werd. In de zestiende-eeuwse bronnen vond ik nog wel enkele sporen van het voormalige landhuis: in het cijnsregister van 1550 lezen we over “de steenen camer aent felt” (half gemet groot) dat tegenover de “Ouwenhof” lag. Ook in andere perceelbeschrijvingen in het register van 1550 wordt de “steenen camer” als oriëntatiepunt genoemd. Kennelijk stond het gebouw er toen nog wel! In het register van 1609 komen we het landhuis jammer genoeg niet meer tegen. Dat heeft mogelijk te maken met het oorlogsgeweld van de jaren 1580 waarbij de dorpskom van Wouw verwoest werd en de landerijen rond Wouw tien jaar lang onbebouwd achterbleven.

Conclusie

Dit stukje laat mooi zien dat de Westbrabantse plattelandsgeschiedenis nog steeds niet al haar geheimen heeft prijs gegeven en dat nieuw onderzoek vaak nog onopgemerkte gegevens kan opleveren. Zo weten we nu dat in het begin van de vijftiende eeuw twaalf Roosendaalse gemeten van het vroegere goed van de “Strijthof” – een verdwenen vroonhoeve op het veld van Spellestraat – afgesplitst waren en daar later – in ieder geval in 1442 – een stenen huis stond dat “thuys van Spelrestraet” werd genoemd. In 1479 werd dit landhuis de pretentieuze naam “Spellersteyn” toegedicht maar in de periode daarna viel het landgoed uit elkaar zodat het in de tweede helft van de zestiende eeuw uit de geschreven bronnen verdwijnt. Zo raakte het vijftiende-eeuwse kasteeltje/landhuis “Spellersteyn” in de vergetelheid.

Bronnen

Ancien Régime Archief Antwerpen inv. Schepenregister 31, f. 25v (1442).

Ancien Régime Archief Antwerpen inv. Schepenregister 96, f. 262v (1479).

Archieven van de Raad en Rekenkamer van Bergen op Zoom, inv. 597, Legger van vaste inkomsten (landcijns, moercijns, hooitienden, lakenaccijns) in het land van Bergen op Zoom en te Brecht (1359).

Kerkhof, P. A. (2020). “De middeleeuwse veldnaam abdije tussen Wouw en Roosendaal en het klooster van Sint-Catharinadal”. Jaarboek Ghulden Roos 83, 33-60.

Kerkhof, P.A. (2020). “Calwentriest en Den Trieste. Vreemde veldnamen tussen Wouw en Roosendaal”. In: Bulletin de la Commission Royale de Toponymie et Dialectologie vol. 92 (2020) p. 117-138

Leenders, K.A.H.W. (1999). “het landgoederenlandschap rond Breda”. Jaarboek De Oranjeboom LII, 1-63.

Van Loon, J.B. (1965). “Sporen van het hofstelsel in Noord-Brabants zuidwesten”. Jaarboek Ghulden Roos 25, 113-144.