Het Nederlands in 2220: drie scenario’s

illustratie gegenereerd door Chat GPT

Deze tekst is een aangepaste versie van een artikel dat in 2019 in het tijdschrift Neerlandia verscheen

Tijdmachine

De deur gaat open. Met veel gesis wordt de lucht uit de luchtsluis geblazen. Een zonderlinge figuur stapt uit een zonderlinge capsule. Op een schermpje boven de deur van de capsule knippert het jaartal “2220”. We besluiten naar hem toe te lopen en horen de zonderling spreken. “Ek groet!” zegt de zonderling. “Ek kom àt de verlèjeh! Doe jè sprèk nog Nèjerlas?”

Als een drieëntwintigste-eeuwer met ons een gesprekje aan zou knopen, zouden wij hem dan kunnen verstaan? Hoogstwaarschijnlijk wel! In de taalgeschiedenis is tweehonderd jaar namelijk een hele korte tijd. We kunnen tenslotte ook de boeken van Multatuli nog lezen. Zelfs het werk van Vondel en Bredero lukt de meeste mensen nog wel. Pas met middeleeuwse teksten wordt het een stuk moeilijker. Maar hoe zou het Nederlands in de komende tweehonderd jaar veranderen? Op deze vraag heeft de wetenschap geen antwoord.

Dat heeft hier mee te maken: de toekomstige ontwikkeling van het Nederlands hangt af van politieke en sociale ontwikkelingen die zich niet laten voorspellen. Net zoals we niet weten hoe de mode er over tweehonderd jaar uitziet, kunnen we ook niet voorspellen hoe het Nederlands er over tweehonderd jaar uitziet. Maar taalwetenschappers hebben inmiddels wel grip gekregen op hoe taal verandert en waarom taal verandert. In dit artikel zal ik een aantal mogelijke toekomstscenario’s voor de Nederlandse taal schetsen. Maar de lezer moet zich realiseren dat de taalwetenschap hierover alleen maar kan speculeren. Elk scenario moet dus met een grote korrel zout worden genomen.

Scenario 1: Het Nederlands valt uit elkaar

Laten we beginnen met de olifant in de kamer. Nu veel Vlamingen de Nederlandse standaardtaal niet langer als een norm zien die het gesproken taalgebruik hoeft te dicteren, is het goed voorstelbaar dat ergens in de komende tweehonderd jaar het Nederlands uiteenvalt in een Noord-Nederlands en een Zuid-Nederlands. Zelfs nu gebeurt het geregeld dat Vlamingen en Nederlanders elkaar slecht kunnen verstaan, zeker wanneer geen van beide partijen voor een neutrale woordkeuze kiest. Vooral in staande uitdrukkingen en expressief taalgebruik gaat het nu al fout. Denk bijvoorbeeld aan een Vlaming die zegt “Wij komen goed overeen” (= wij kunnen goed met elkaar overweg) en een Nederlander die vraagt “wat komen we dan overeen?” (= wat spreken we dan af).

Als we deze trend vooruit projecteren op het jaar 2220, zou je als Nederlander dus zomaar een grammatica Vlaams nodig kunnen hebben om je in Vlaanderen verstaanbaar te maken en als Vlaming een grammatica Nederlands voor in Nederland. In het Noord-Nederlands zouden bijvoorbeeld de overdreven tweeklanken /aw/ en /aj/ (bv. “kawpuh” voor “kopen” en “hajn” voor “heen”) deel kunnen gaan uitmaken van de standaardtaal. Ook de dikke “l” waardoor “geel” nu vaak als “geew” klinkt, zou de race voor het Groene Boekje zomaar kunnen winnen. In het Zuid-Nederlands zouden de verdubbelde persoonlijke voornaamwoorden zoals “kik” en “gulder” deel kunnen gaan uitmaken van de officiële grammatica. Ook zou de rem op Franse leenvertalingen in de woordenschat en uitdrukkingen weg kunnen vallen. Waar veel Vlamingen zich nu nog realiseren dat “alles aan 1 euro” een gallicisme is, zou dat over tweehonderd jaar weleens heel anders kunnen zijn.

Scenario 2: Het Nederlands blijft één, maar verandert drastisch

Stel nu dat in de komende twee eeuwen de socioculturele en demografische verhoudingen in de Lage Landen ingrijpend veranderen. Zeker te midden van grote economische veranderlijkheid en een oorlog op het Europese continent is dat niet ondenkbaar. Zo zou het zomaar kunnen dat in een nabije toekomst de politieke en culturele verschillen tussen Nederland en Vlaanderen terzijde worden geschoven en beide gesproken varianten van het Nederlands binnen enkele generaties versmelten tot een nieuwe, drastisch veranderde Nederlandse taal. Dit scenario is gebaseerd op de theorie van de beroemde taalkundige William Labov, die stelt dat talen versneld veranderen wanneer een samenleving ingrijpende demografische veranderingen ondergaat. Zo was de val van het Romeinse Rijk belangrijk voor de versnelde ontwikkeling van het Latijn naar het Frans en de Normandische invasie van Engeland voor de versnelde ontwikkeling van het Engels van Beowulf naar het Engels van Shakespeare.

Als we ons nu eens voorstellen dat de inwoners van Nederland en België door een ingrijpende catastrofe (bijvoorbeeld een overstroming of een nucleaire ramp) over beide landen herverdeeld zouden worden, zodat Noord-Nederlands-sprekers te midden van de Zuid-Nederlands-sprekers zouden komen te wonen of andersom. Volgens de laatste wetenschappelijke inzichten zouden het Vlaams en het Nederlands dan heel snel naar elkaar toe kunnen groeien, waardoor de taal drastisch verandert. Misschien treedt er wel vermenging van Noord-Nederlandse klanken met Zuid-Nederlandse Vlamismen op. Of een taal met een Zuid-Nederlands klanksysteem gecombineerd met een Utrechtse grammatica. Een soortgelijke ontwikkeling heeft namelijk het historische Noordwest-Brabants ondergaan, dat in de zestiende eeuw nog vrijwel identiek was aan het Antwerps, maar inmiddels veel Hollandse klanken heeft overgenomen. Maar voor ons toekomstscenario moeten we er rekening mee houden dat de nieuwe taal zonder twijfel een “Hollands” karakter zou houden. Al was het maar omdat de Noord-Nederlands-sprekers in de meerderheid zijn.

Scenario 3: Beide varianten van gesproken Nederlands veranderen drastisch door invloed van buitenlandse talen

Ons laatste scenario zal niet iedereen bevallen. Taalkundig gezien is het echter het meest interessante toekomstperspectief. Stel nu dat in de komende honderd jaar veel sprekers van niet-westerse talen in Nederland en België zouden komen te wonen. In zo’n geval is het aannemelijk dat de eerste generatie migranten moeite heeft met het Nederlandse klanksysteem en de Nederlandse grammatica. Dit leidt tot zogenaamde migrantenaccenten. Denk bijvoorbeeld aan het Italiaans-Vlaams dat in de twintigste eeuw in Belgisch-Limburg gesproken werd of aan het Marokkaans-Randstedelijk Nederlands waarvan de sporen in heel Nederland aanwezig zijn. Misschien heeft het migranten-Nederlands van de toekomst de grammatica van het Nederlands wel ingrijpend versimpeld. Geen werkwoordvervoegingen meer, geen geslachtsonderscheid meer. En misschien dat er wel allemaal vreemde klanken in het Nederlands binnensluipen. Wat denkt u van een Afrikaanse klik in expressieve uitdrukkingen zoals het Nederlandse “tsja”?

Maar stel nu dat sprekers van zo’n migrantenaccent de meest toonaangevende posities in de samenleving zouden innemen. Politici, dokters, advocaten, nieuwslezers. Dan kan het goed zijn dat iedereen, van Den Helder tot Zierikzee, en van Kalmthout tot Brussel, dit migranten-Nederlands gaat imiteren. Zo kan wat vroeger een migrantenaccent was zomaar de nieuwe prestigieuze standaardtaal worden.

Naar de invloed van soortgelijke “migrantenaccenten” op ontvangende talen wordt tegenwoordig veel taalhistorisch onderzoek gedaan. Hieruit blijkt dat veel Europese talen in hun geschiedenis dikwijls door dergelijke migrantenaccenten zijn beïnvloed. Zo is het middeleeuwse Engels door een migrantenaccent van Vikingen beïnvloed en het middeleeuwse Zweeds door een migrantenaccent van Noord-Duitse Hanze-koopmannen.

Een blik naar de toekomst

U zult zich misschien afvragen: maar de invloed van het Engels dan? Of de invloed van het Chinees? Zal het Nederlands over tweehonderd jaar niet geheel weggevaagd zijn door deze internationale talen? Volgens mij is dat niet erg waarschijnlijk. Het Nederlands is een groot taalgebied, met een groot aantal sprekers. Tientallen miljoenen mensen spreken elke dag Nederlands met elkaar. Het overgrote deel van deze taalgebruikers is erg gehecht aan hun taal. Daar kunnen modekreten zoals “fake news” en “fat bike” en populaire leenwoorden zoals “awkward” en “cringe” weinig aan veranderen.

Laten we eindigen met de simpele vaststelling dat talen constant aan het veranderen zijn. Dat deden ze honderdduizenden jaren geleden toen vroege menssoorten begonnen met praten. Dat deden ze duizend jaar geleden toen de Franken de grondslagen van het Nederlands legden. En als we ooit oog in oog met een tijdreiziger uit het jaar 2220 zouden staan, weet ik zeker dat hun Nederlands ons erg bekend in de oren zal klinken. Tweehonderd jaar is immers voor de taalgeschiedenis in een oogwenk voorbij.

Plaats een reactie