Kalpentijn: een stukje VOC tussen straathonden en klapperbomen

Inleiding

Tijdens onze huwelijksreis belandden mijn vrouw en ik onverwachts in Kalpitiya, een klein stadje aan de noordwestkust van Sri Lanka. Dit rustige vissersplaatsje, dat tegenwoordi[g vooral bekendstaat als kitesurfbestemming, herbergt een vergeten stukje Nederlandse geschiedenis. Vandaar dat het in vroegere tijden ook een Nederlandse naam had: Kalpentijn.

detail uit kaart 1720 van Zuid-India met de naam Kalpentijn gemarkeerd (Rijkstudio)

Het Nederlandse Fort

Kalpentijn was in 1667 een strategische locatie voor de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Op de plek van een inheems dorp aan de noordelijke punt van het gelijknamige schiereiland stichtten de Nederlanders een fort om hun handelsroutes en belangen op de westelijke helft van het eiland Ceylon (het huidige Sri Lanka) te beschermen. Dit fort, dat vandaag de dag nog steeds overeind staat, is een stille getuige van de koloniale ambities van de Nederlandse Republiek. Het duidelijkste spoor van de Nederlandse stichters is te vinden in het poortgebouw van het fort; gele ijsselstenen (meegebracht als ballast voor de Indiëvaarders) omlijsten de toegang tot de binnenplaats en op het timpaan prijkt het logo van de VOC, met daaronder een klapperboom geflankeerd door twee olifanten.

detail uit kaart Ceylon 1753, Nationaal Archief 4.MIKO inv.nr. W42
poortgebouw van fort Kalpentijn met gele ijsselstenen (Creative Commons. auteur: A.E. Kerkhof)

De oorspronkelijke Tamil-naam van de plaats, Kapiṭṭi (de vorm Kalpiiya is Sinhalees), werd door de Nederlanders aangepast naar Kalpentijn, ook wel met een /c/ als Calpentijn gespeld. Deze naam is waarschijnlijk beïnvloed door de Tamil-plaatsnaam met possessief suffix, Kapiṭṭin (behorend bij Kalpitiya). Om de overgang naar de retroflexe /ʈ/ gemakkelijker te maken, voegden de Nederlanders een intrusieve /n/ voor de dentale medeklinker toe. Maar in de Nederlandse bronnen uit de zeventiende en achttiende eeuw wordt ook de spelling Calpettij gevonden, een schrijfwijze die dichter bij het Tamil-toponiem staat.

Brief van 1780 uit databank Brieven als Buit

Deze vorm van de Sri Lankaanse plaatsnaam werd ook gebruikt door Isabella van Woensel in een brief die ze in 1780 vanuit Den Haag aan haar zoon Elias Paravicini de Capelli schreef, een man die de commandant van het fort Calpettij en Puttalam was. Isabella zond deze brief naar Ceylon aan het einde van haar leven (op 82-jarige leeftijd) om haar zoon adieu te bidden en hem aan te sporen goed voor zijn zusters te zorgen. Het document, dat uiteindelijk in een Engels archief belandde, vormt samen met de gele IJsselstenen van het VOC-fort een van de weinige tastbare herinneringen aan de Nederlandse connecties met het verre schiereiland.

afbeelding uit Sri Lankaans kinderboekje over de Nederlandse overheersing van Sri Lanka

In 1795, in het kielzog van de Bataafse Revolutie, verloor de Republiek zijn greep op Ceylon. Ceylon en ook Kalpitiya kwamen zo onder Engelse controle. De nieuwe overheersers namen bezit van het fort en de nabijgelegen nederzetting en noemden het plaatsje voortaan Calpentin of Calpentine. Langzaam maar zeker raakte het Nederlandse verleden in de vergetelheid.

Het Fort Vandaag de Dag

Tegenwoordig, 77 jaar nadat ook de Engelsen het eiland hebben verlaten, wordt het fort in Kalpitiya bemand door de Sri Lankaanse marine. Toeristen kunnen het monument bezichtigen door hun paspoort te tonen en worden dan onder begeleiding van een gewapende marinier langs de bastions geleid. 

Daar moet wel bij gezegd worden dat het gebouw er tegenwoordig gehavend bij ligt. Ook al zijn de muren van het bouwwerk intact, er liggen walvisbotten in de stoffige binnenplaats en de skeletten van verlaten barakken herinneren aan een grimmiger verleden; ze zijn namelijk door de marine gebruikt tijdens de Sri Lankaanse burgeroorlog (1983-2009). Onze gids bood aan ook het ondergrondse gangenstelsel voor ons te openen, maar de onwelriekende geur die eruit opstak, deed ons vriendelijk bedanken.

In de afgelopen vijf jaar heeft de Sri Lankaanse overheid geprobeerd Kalpitiya te ontwikkelen tot een toeristische hotspot met hotels, golfbanen en recreatiemogelijkheden. Door de Covid-19-pandemie kwamen deze plannen echter stil te liggen en het gebied ligt er nu verlaten en leeg bij. Er zijn weinig hotels, winkels of eetgelegenheden te vinden en de landelijke wegen worden tegenwoordig bevolkt door koeien en ezels in plaats van toeristen. Tel daar de armoedige uitstraling van het stadje bij op (met veel golfplaatdaken, zwerfafval en straathonden) en het moge duidelijk zijn dat de plaats vanuit toeristisch oogpunt op flinke achterstand staat.

Toch heeft deze leegte voor sommige reizigers juist een bepaalde charme. Het ontbreken van massatoerisme maakt dat Kalpitiya authentieker aandoet dan de rest van de Sri Lankaanse westkust. Het schiereiland lijkt nog vooral aan de lokale bevolking toe te behoren en het contrast met het toeristische Negombo kan daarom bijna niet groter zijn.

Reflectie

De eerlijkheid gebiedt ons te zeggen dat we slechts enkele dagen in Kalpitiya zijn gebleven. Deels omdat er naast het bezichtigen van de Nederlandse monumenten weinig te doen was en deels omdat het gebrek aan voorzieningen het verblijf daar erg duur maakte. 

VoC-logo met twee olifanten in poortgebouw voor zichtbaarheid gemarkeerd (Creative Commons. auteur: A.E. Kerkhof)

Maar terwijl mijn vrouw en ik het fort uitliepen en het verweerde VOC-logo in de poort achter ons lieten, dacht ik opnieuw aan de gele ijsselstenen. Wat een vreemd idee dat er Nederlandse bakstenen in een vergeten monument aan de andere kant van de wereld zijn te vinden. Ook al is de Nederlandse naam Kalpentijn verdwenen, die bakstenen zitten er nog voor eeuwen. Niet iets om trots op te zijn, wel iets om stil bij te staan.

Plaats een reactie