De boer en zijn moer in de Brabantse middeleeuwen

In deze moeilijke tijden helpt het mij om afleiding te zoeken in het onderzoek. Af en toe kom ik dingen tegen die een glimlach op mijn gezicht toveren. Zo vond ik gisteren een antwoord op een onderzoeksvraag waar ik al maanden op zat te puzzelen en vandaag kwam ik de volgende totaal niet daaraan verwante wetenswaardigheid tegen die ik u niet wilde onthouden.

Om het verhaal voldoende op waarde te schatten, moeten we terug naar een blogartikeltje dat ik ongeveer een jaar geleden schreef; het ging over een Brabantse boerin die in een middeleeuws belastingregister van omstreeks 1424 regelmatig voorkwam en Ymme die Lems heette; deze vrouw bezat landgoederen tussen Wouw en Roosendaal, voornamelijk in de buurt van de gehuchten Spellestraat, de Triest en Vroenhout, straatgehuchten die elk uit ongeveer een twintigtal grote boerderijen bestonden.1

Ymme die Lems in het register van 1424

Wat ik interessant vond is dat de zes kinderen van Ymme die Lems in datzelfde belastingregister niet allemaal vermeld staan met een afstammingstoenaam die naar de vader verwees (een zogeheten patroniem) maar ook met een toenaam die naar de moeder verwees (een metroniem dus); zo staat zoon Godschalk in het belastingregister van 1424 opgetekend als Godscalc Ymme die Lems f (= filius wat zoon betekent). Let op! In 1424 leefde haar man Adde uten Dale gewoon nog dus Ymme was geen weduwe (dat zou immers een andere verklaring zijn voor het voorkomen van een metroniem).

Godschalk Ymme Lems in het register van 1424

Wat mij betreft is dat een aanwijzing dat deze Ymme een belangrijke rol in haar gemeenschap speelde; het zou bijvoorbeeld kunnen dat ze van een betere afkomst was dan haar echtgenoot en daarom ook meer land bezat. Het feit dat de kinderen vermeld worden met de naam van hun moeder zou dan de lokale reputatie van deze vrouw en de machtsverhoudingen binnen de gemeenschap weergeven.

Onlangs was ik een belastingregister uit 1471 aan het doornemen en – wie schetst mijn verbazing – daar vond ik dezelfde Godschalk, zoon van Ymme, terug, bijna een halve eeuw na zijn eerste ‘optreden’ in het register van 1424. Ervan uitgaande dat Godschalk pas cijnsplichtig was nadat hij bij zijn huwelijk een eigen stuk grond kreeg toegewezen en hij pas toen in het register van 1424 vermeld kon staan moet hij omstreeks 1471 toch redelijk op leeftijd geweest zijn (wellicht rond de 70 jaar oud?). Kennelijk was Godschalk op deze vrij bejaarde leeftijd nog steeds gekend als “de knul van Ymme Lemsdochter” want hij staat in het register van 1471 opgetekend als godscalck ymme lems die samen met een zekere “hein de vissche(re?)” drie Vlaamse penningen betaald heeft.2 En ja, dat deze zeventig jaar oude boer met de naam van zijn moeder vermeld stond, vond ik toch enigszins grappig.

Godschalk Ymme Lems in het register van 1471

Voetnoten

1 Aan de kant van de weg stonden de grote boerderijen en aan de akker bevonden zich dan weer tientallen kleinere boerderijtjes waar de pachters woonden. Zo waren in deze drie buurtschappen in de vijftiende eeuw meerdere honderden mensen woonachtig.

2 Opvallend is dat Godschalk volgens het register van 1471 kennelijk toen nog de enige levende zoon van Ymme die Lems was.

Bibliografie

AAR BoZ inv. 1338, Legger van cijnsplichtige personen of van in cijns uitgegeven percelen van Wouw, met de gehuchten onder Roosendaal, Kruisland en Langendijk, 15e eeuw (gedateerd op 1424 in Kerkhof 2020)

AAR BoZ inv. 1349, Legger van cijnsplichtige personen of van in cijns uitgegeven percelen van Roosendaal, Kruisland en Langendijk, 1471.

Kerkhof, P.A. (2020). “Saer, Saert; een Zuid-Nederlandse veldnaam van oznekere oorsprong.” Noordbrabants Historisch Jaarboek 37, 66-84.