Het Hollandse landschap bestaat voor een groot deel uit kilometers lange stroken weiland die door rechte sloten van elkaar gescheiden worden. Maar niet iedereen weet dat die sloten soms wel duizend jaar geleden gegraven zijn. In dit artikeltje wil ik u kennis laten maken met de Zuid-Hollandse Dijkpolder, gelegen tussen Maassluis en Maasland, en uitleggen hoe het eeuwenoude landschap hier is ontstaan.

Koningsdomein
De Maaslandse Dijkpolder is een hoogmiddeleeuwse ontginning die waarschijnlijk tussen de 10e en 11e eeuw zijn huidige vorm heeft gekregen. Daarvoor lag er aan de oever van de Maas, vermoedelijk niet ver van de huidige Maasdijk, een laat-Karolingisch koningsdomein. Dit betekent dat de Frankische koning (en later de Duitse keizer) hier een landgoed bezat waaruit hij directe inkomsten genoot.
Dit koningsdomein, dat de Oudnederlandse naam Masalant droeg, werd in 985 aan graaf Thiederik II van West-Friesland (het latere Holland) in leen overgedragen (OHZ nr. 55). Mogelijk ontving Diederik tegelijkertijd met dit landgoed ook het recht om het achtergelegen krekengebied en de veenmoerassen te ontginnen.
De Grote Ontginning
Men ging aan de slag! Er werd een dijk opgeworpen waarna men lange kaarsrechte sloten groef die in noordoostelijke richting het krekengebied inliepen. Elke strook was zo’n 80 meter breed. Door deze sloten en afwateringskanalen (wateringen) werd de natte bodem ontwaterd.

Maar door inklinking en overstromingen kon het zo veroverde land ook weer verloren gaan. Dat gebeurde in 1134 toen de grafelijke hof van Maasland en een groot deel van de nieuwe dijkpolder tijdens een grote watersnood wegspoelden. Omstreeks 1164 gebeurde dit opnieuw.
“In ditzelfde jaar (1164) op het feest van de heilige apostel Thomas is op veel plaatsen een grote overstroming geweest zodat in veel dorpen in Holland die te dichtbij de zee waren geen enkel huis meer overeind staat…“
Annales Egmundenses (Oppermann 1933: 169)
In de decennia die volgden bouwden de Maaslanders die de ramp overleefd hadden een nieuwe Maasdijk verder landinwaarts. Ook verhuisde men de dorpskerk en de bijbehorende dorpshoeves drie kilometer naar het oosten aan een middelgrote kreek die men uitdiepte tot waterweg.
Die uitgediepte kreek noemde men vanaf toen gawech dat wellicht een Fries-Nederlandse mengnaam is die uit Oudfries ga (= regio) en Oudnederlands wech (= vervoersweg) is opgebouwd. Op deze plek aan de Gaag (< Gawege) ligt nu nog steeds het hedendaagse dorp Maasland.
De graaf en zijn vazallen
Na het herstel van de Dijkpolder in de 12e eeuw gaf de graaf delen van het ontginningsgebied aan zijn vazallen in leen (en een deel hield hij zelf). De begunstigden in de Dijkpolder waren de heer van Voorne , de heer van de Lek en de Duitse Orde te Utrecht.
Deze “ridders” bouwden ridderhofsteden midden in het weiland, d.w.z. een houten kasteel op een woonheuvel met woontoren omringd door een gracht, met daarnaast een ontginningshoeve van waaruit ze hun landgoed bestuurden.

In 1267 schonk de heer van Voorne zijn eigen ridderhofstede in de Dijkpolder aan Floris van de Velde wiens familie (als kasteelheren?) daar kennelijk al een generatie woonde (OHZ nr. 1447). Bij deze schenking was 43 Delflandse morgen aan land gemoeid (ca. 37 ha grond).

Het leuke is dat deze schenking aan de hand van latere perceelbeschrijvingen in grafelijke leenregisters en 16e-eeuwse belastingcohiers goed na te volgen is. Zo weten we dat het leen van Floris van de Velde in de 23ste en 24ste strook weiland (toentertijd “weren” genoemd) van de dijkpolder lag.
Kasteel in de polder
Spannend is ook dat we na kunnen gaan waar het middeleeuwse kasteel heeft gestaan en waar de ontginningshoeve. In het leenregister van de graaf van Holland lezen we namelijk dat in 1465 een zekere meester Jacob Mathijsz. van Wena in het 24ste weer het “steenhuijs” te Velde bezat (RGLM leen 58D).
Op een kaart van het hoogheemraadschap Delfland van 1611 van Floris Balthasar staat het huis te Velde duidelijk afgebeeld in het noordelijke deel van de “Dijck Polder”. We zien een hoeve en een omgracht perceel! Daar heeft waarschijnlijk in de middeleeuwen het oude kasteel gestaan.
In een latere kaart (1712) van Kruikius van het hoogheemraadschap zien we de hofstede ook ingetekend, voorzien van de naam “Hoeve”. Ten zuiden daarvan ligt een omgracht perceel dat “oude Schans” wordt genoemd. Zonder twijfel hetzelfde perceel als op de kaart van 1611.

Volgens een tekst uit 1746 was er in het midden van de achttiende eeuw vrijwel niks van het oude kasteel over; alleen de grachten en enkele fundamenten konden nog waargenomen worden (Wagenaar 1746: 533).

In 1832 toen het napoleontische kadaster werd opgesteld ligt de boerderij nog op dezelfde plek als in 1712. Het omgrachtte perceel was inmiddels wel verdwenen. Alleen de westelijke grachtvorm is nog zichtbaar als kromme perceelscheiding.

“Hoeve” en het “Huis te Velde”
Op de Topografische Kaart van 1850-1864 zien we echter iets geks. Een boerderij die ongeveer 600 meter zuidwestelijker ligt wordt hier als “Huis te Velde” aangeduid. Uit de middeleeuwse boekhouding en 16e-eeuwse landmeterskaarten weten we zeker dat hier geen kasteel stond.

Hoe kunnen we dat verklaren? Zoals we eerder op de kaart van Kruikius (1712) zagen, heette de boerderij bij de middeleeuwse ridderhofstad van “Florens vanden Velde” later “de Hoeve” en niet langer “Te Velde”.
In het zelfde bewoningslint een paar honderd meter noordelijker aan de Spartel-Gaag-vaart lag in de middeleeuwen een tweede ridderhofstad die in 1281 aan Johan van der Hoeve had toebehoord (RGLM leen 52). Deze hofstede had oorspronkelijk de naam “de Hoeve” gedragen. Vermoedelijk zijn in de vroegmoderne tijd de boerderijnamen “Hoeve” en “Te Velde” met elkaar verward.
De oude naam “de Hoeve” is toen overgedragen op de ridderhofstad “Te Velde” en de naam “”Te Velde” op de eerste boerderij die men vanuit het dorp gezien op het kerkpad naar “De Hoeve” tegenkwam. Dergelijke verwarringen en verkeerde benamingen komen vaker voor bij de volkse benoeming van oude landgoederen.
de schenking van 1267
Geschiedenisnerd als ik ben, heb ik geprobeerd om op basis van 16e-eeuwse perceelbeschrijvingen de oude schenking van 1267 in te tekenen op de kadastrale minuutplannen van Maasland van 1832. Opgeteld is het gemarkeerde vlak ongeveer 37 ha groot (= 43 morgen).

Vergeefs heb ik nog op een luchtverkenningsfoto uit 1944 gekeken of er bij “de Hoeve” in de Dijkpolder nog grondsporen van de vroegere gracht en het kasteel te zien waren. Maar de zichtbare bodemverstoring ligt op de verkeerde plek. Jammer genoeg geen sporen van de grachten.

Ook op de hoogtekaart van het AHN (Algemeen Hoogtebestand Nederland) zijn geen grachten van het oude kasteelcomplex of de oude terp meer te ontwaren. Jammer maar zo is het natuurlijk wel meer historische kastelen vergaan.

Conclusie
Alhoewel het dertiende-eeuwse kasteel al eeuwenlang verdwenen is, kunnen we het middeleeuwse landschap met zijn kaarsrechte sloten tot op de dag van vandaag bewonderen. Op deze manier zijn de sloten van de Dijkpolder stille getuigen van een bijzonder stukje cultuur- en landschapsgeschiedenis en kijken wij min of meer uit over hetzelfde landschap waar in 1267 Floris te Velde zijn kasteel had staan.

Bibliografie
Bult, E.J. (1986). “Ontginning en bewoning ten noorden van de Maasmond en de landschappelijke veranderingen die daarbij optraden’. in: Rotterdam Papers V A contribution to prehistoric, roman and medieval archaeology. M.C. van Trierum & H.E. Henkes eds. Rotterdam, 115-136.
Dijkstra, M. (2012). Rondom de mondingen van Rijn en Maas. Leiden: Sidestone Press.
Oppermann, O. Alexander. (1933). Fontes egmundenses. Utrecht: Kemink.
Roorda van Eysinga, N. (1988). De geboorte van het Hoogheemraadschap van Delfland: Ontginning en bedijking in de vroege middeleeuwen. Alphen a/d Rijn: Canaletto.
bekijk ook eens de Westlandkaart met prachtige landschapsreconstructies!
Wagenaar, J. (1746). Tegenwoordige staat der Vereenigde Nederlanden van Holland; zesde deel. Behelzende het Vervolg der beschryvinge van Holland met nieuwe kaarten en kunstige Print-verbeeldingen versierd. Amsterdam: Isaak Tirion.